Tibbe vliegt uit

4 min lezen

Het is rustig in het park. De zon komt op achter de huizen en bedekt de vijver met goudgele rimpels. Tientallen vlinders fladderen tussen het gras. Tibbe wrijft in zijn ogen, hopt naar de rand van zijn tak en ziet de reiger al aan de oever staan. Soms vliegt de reiger ‘s ochtends vlak langs zijn nest, maar ze zeggen elkaar nooit gedag. Jammer, vindt Tibbe, want wat zal die oude reiger veel te vertellen hebben!

Tibbe vliegt uit

Tibbe heeft niets te vertellen. Hij heeft nog nooit iets van de wereld gezien. Sterker nog, hij is nog nooit van zijn tak weggeweest. Toen zijn ouders niet meer terugkwamen werd het tijd om uit te vliegen. Zo gaat dat soms bij duiven, maar daar had Tibbe absoluut geen zin in. Hij is nog jong, zijn nest is warm en veilig. Waarom zou hij?

Zo zit Tibbe een poosje te tobben. Zou de reiger het gek vinden als hij iets naar beneden roept? En als hij morgenochtend gewoon gedag zegt? Bij de gedachte alleen al krijgt hij kriebels in zijn buik. Die kriebels vindt Tibbe het naarste gevoel op de hele wereld. Het voelt net zoals de kieteldood, maar dan vanbinnen. En het ergste is dat je er niets tegen kunt doen! Alleen als je blijft zitten waar je zit, gaat het weer over.

Hij schrikt als er iets langs zijn hoofd zoeft. Het is een klapspiegeltje dat in de boom blijft hangen. Met grote ogen bekijkt Tibbe zijn kleine, mollige lijf. Hij heeft korte pootjes, korte veren en een korte snavel. In tegenstelling tot de reiger, die lange poten, lange veren en een lange snavel heeft. Ik snap wel dat de reiger mij niet ziet staan, zucht Tibbe zacht.

Hij schudt met zijn kop, maar de gedachte blijft plakken. Hij springt druk op en neer, steeds hoger, maar de gedachte laat zich niet afschudden. Dan begint hij luid te zuchten. Hij ademt heel diep in en nog dieper uit, maar het helpt niet. De gedachte laat zich niet wegblazen. Verslagen laat Tibbe zijn schouders hangen, ploft neer in zijn nest en steekt zijn nek ver terug in zijn veren. Al gauw dommelt hij weg. Hij droomt dat hij in de schaduw van de reiger staat. De oever van de vijver verandert in blubber en zuigt aan zijn poten, terwijl de boom met zijn nest steeds verder boven hem uitgroeit.

‘Petit? Ça va?’

Tibbe wordt wakker met een vreemde, knalgroene vogel op de rand van zijn nest. ‘S-s-sorry?’

‘O pardon, kleine. Ik kom net terug uit het zuiden, dat is altijd even schakelen.’ De vreemde vogel houdt zijn hoofd schuin. ‘Ik ben Phillipe. Wat doe je hier alleen, waar is de rest?’

Tibbe haalt zijn schouders op.

Phillipe heeft het spiegeltje ontdekt, bekijkt zichzelf van top tot teen en trekt een gekke bek. ‘Kijk niet zo sip, kleine. Kom je nest uit. Grow some feathers! Wees dapper. Fortune favors the bold, zeggen de Engelsen. Nu, ik moet weer door.’ Phillipe neemt een aanloop, laat zich uit de boom vallen en vliegt weg. ‘La vie est belle, mon petit, maar je moet zelf de vlinders vangen!’

Rare, denkt Tibbe. Toch kijkt hij Phillipe nog een hele tijd na.

De avond valt en neemt de geur van houtvuur met zich mee. De eerste sterren verschijnen en de maan klimt steeds hoger in de hemel, maar het lukt Tibbe niet meer om in slaap te vallen. Urenlang ligt hij te tobben. Je moet dapper zijn, Tibbe. Wees dapper! Maar hoe? Met natte ogen kijkt hij in het spiegeltje, als hij plots geritsel hoort.

‘Hé, pst, petit. Niet schrikken, ik ben het.’ Tibbe kijkt op en ziet Phillipe op het puntje van zijn tak. ‘Ik was al bang dat ik te snel was gevlogen.’

Vlug veegt Tibbe zijn tranen weg. ’Ik ben oké. Ik ben dapper.’

’Maar dat zag ik meteen, kleine! Zo’n dapper kuiken als jij kwam ik nooit eerder tegen. Ga je mee?’

‘Ik?’ Tibbe kijkt rond of Phillipe echt niemand anders bedoelt. ‘Waarheen?’

‘Naar waar de wind ons brengt, petit! Op avontuur.’

Wow, denkt Tibbe. Wat zal ik veel meemaken! Dan heb ik altijd iets te vertellen, net als de reiger. Hij knikt. ‘Oké, ik ga mee.’ Hij gaat naast Phillipe zitten, spreidt zijn vleugels en kijkt naar beneden. Wat is dat eigenlijk hoog. De kriebels in zijn buik gaan als een razende tekeer. Hij wordt er zelfs een beetje misselijk van.

‘Kom, waar wacht je op?’ vraagt Phillipe.

‘Weet ik niet,’ piept Tibbe. ‘Ik heb kriebels.’

Even blijft het stil. ‘Maar, weet je dan niet wat die kriebels zijn? Dat zijn de vlinders in je buik die je vertellen waar ze heen willen. Luister naar je vlinders, petit. Zij maken het leven mooi!’

Weer begint Tibbe te tobben. Moet hij dit wel doen? Hij kent Phillipe pas net. Die vreemde vogel weet niet eens hoe hij heet. ‘Ik ben Tibbe,’ zegt Tibbe.

‘Luister, dappere Tibbe. Doe je ogen dicht en spring op drie. Een-e, twee-e, ...

Een duwtje gooit Tibbe van zijn tak. De wind suist in zijn oren, wappert door zijn veren en dan… komen de vlinders in zijn buik tot rust. Hij vliegt!

‘Goed zo,’ knipoogt Phillipe. Samen vliegen ze een rondje over de vijver. De sterrenhemel weerspiegelt in het water en het lijkt net alsof ze daartussen drijven. De reiger is nergens te bekennen. Jammer, denkt Tibbe, want hij had het best stoer gevonden als de reiger dit zou zien.

‘Hierheen!’ roept Phillipe, en hij racet richting de huizen. Tibbe snelt erachteraan, maar kan hem niet bijhouden. De vlinders in zijn buik fladderen samen tot een loodzware vlinderklont. Als hij echt niet meer verder kan, landt hij hijgend op een speeltoestel. Niet veel later ploft Phillipe naast hem neer. ‘Kom, petit, we zijn bijna bij de stad.’

Tibbe kijkt over het woonwijkje heen en voelt de vlinderklont samentrekken. De flatgebouwen, het felle licht en zelfs de muziek die hier al hoorbaar is, lijken hem helemaal niks. In het park kun je rond deze tijd alleen zacht gesnurk horen. ‘Ik keer om,’ besluit Tibbe.

‘Nee, echt? En ons avontuur dan?’

‘Een andere keer, misschien.’ Stiekem spiekt Tibbe langs Phillipe naar de lichtjes in de verte. ‘Zul je me erover vertellen, als je weer terug bent?’

‘Zal ik doen,’ belooft Phillipe. Hij aarzelt, geeft Tibbe dan een knipoog en vliegt weg. ‘Tot dan, petit. En niet vergeten hè, je moet zelf de vlinders vangen!’

Die was Tibbe helemaal vergeten. De vlinderklont in zijn buik is verdwenen, maar bij de gedachte aan zijn nest begint het alweer vrolijk te kriebelen. Hij duikt naar beneden, zweeft op de wind naar het park en laat zich onhandig in zijn nest vallen. Toch kijkt hij trots in het spiegeltje. Hij recht zijn rug, aait over zijn buik en fluistert: ‘Dankjewel.’

Het is rustig in het park. De zon komt op achter de huizen en tientallen vlinders fladderen tussen het gras. De reiger vliegt langs en werpt een schaduw over Tibbe’s tak.

‘Hallo, reiger.’

De oude reiger groet terug met een trage knik. Tibbe gaapt en neemt zich voor om vanmiddag op bezoek te gaan. Eerst moet hij slapen. Jammer, want hij heeft ontzettend veel te vertellen.

Kort verhaal · Leeftijd 6-9 jaar · 7 min lezen